Sommige plekken waar je komt maken je sprakeloos. Maar zorgen er ook voor dat je juist die verhalen wilt vertellen. En ja, ook in Indonesië vond ik die plekken terug.
De ontmoeting met de orang-oetans in Bukit Lawang was zo'n plek. Het pad naar het NP start achter ons hotel en begint met wat trappen. We zijn nog niet halverwege of onze gids laat al weten dat er de laatste weken nauwelijks orang-oetans in de jungle gezien zij waar wij komen. Reality check dus. En eigenlijk bij mij ook meteen de teleurstelling. Want ik had me hier zo op verheugd. De realiteit is dan ook dat het enige avontuur dat we die dag beleven is dat een aap onze tros bananen steelt en die in het zicht van ons lekker van de buit gaat genieten en twee grote hornbills die een fly by doen en zich daarna niet meer laten zien. Ik baal, maar de volgende dag blijkt dat het avontuur nog niet voorbij is. Want wanneer we de volgende ochtend klaarstaan om te douchen wordt er op de deur geklopt. De gids van gisteren die aangeeft dat er orang-oetans gezien zijn in de plantage vlakbij. Nog voor hij kan vragen of we die willen zien hebben we al ja gezegd. En daar gaan we weer. De adrenaline heeft de overhand. Na een kwartiertje gaan we van het pad af en duiken we de jungle in. En dan staan we ook in oog met een vrouwtje die in de boom kijkt wat wij daar aan het doen zijn en loom van boom naar boom slingert. Wat een machtig gezicht is dit. Dat ik ondertussen helemaal lekgestoken wordt door de musquitos maakt helemaal niets meer uit. Wanneer ze uit het zicht verdwenen is lopen we weer terug. En dan opnieuw een verrassing. Want een andere orang-oetan maakt al slingerend aan de bomen kenbaar dat ze er is. We zijn nog veel dichterbij dan net. Wat was deze ochtend een cadeautje! Van balen naar euforie!
En ook mensen kunnen je sprakeloos maken. Zoals op Samosir, het eiland in het Toba meer. Waar we in een batak dorpje komen waar de vrouwen weven. De patronen worden van generatie op generatie doorgegeven. Deze vrouwen, jong en oud, zitten op de grond voor hun huisje. Benen gestrekt voor zich. Achter zich een kleine houten leuning. En dat is het. Ze toveren met de klossen met verschillende kleuren garens patronen. De lap stof die ze maken is 1 m breed en 2 m lang. En daar doen ze, afhankelijk van het patroon uiteraard, zeker zo'n 2 weken over. Niets over arbeidsomstandigheden. Het gaat al jaren op deze manier. Maar het zet wel aan tot denken. Zwaar leven. Met het weefgetouw als enige uitlaatklep. Of je dat nou leuk vindt of niet. Weven betekent inkomsten. En dus eten. Ik kan met niet losrukken van deze beelden. De oudere vrouw met het rood van de betelnoten die ze eet in de groeven van haar lippen. Ze lacht. Maar toch ook weer niet. En dan realiseer je je weer hoe goed wij het hebben. Of de poppenmaker in Bandung. In een klein achteraf straatje in de kampong vinden we zijn atelier. Hij is trots op wat hij maakt en dat zie je overal terug. Zijn hele werkplaats staat en hangt vol met poppen. En het maakt hem (ogenschijnlijk) niet uit of je iets koopt of niet. Het feit dat je er bent is genoeg voor hem. Hij doet wat hij wil doen. Poppen maken...
De Bromo en de Ijen op Java waren avonturen op zich. Vroeg opstaan en dan beloond worden met de mooiste uitzichten terwijl de zon zacht licht laat schijnen en de wereld stukje voor stukje zichtbaar maakt. Op de weg naar de uitzicht punten voor de Bromo is het om half vier in de nacht al spitsuur. Het is druk met jeeps. En het wordt alleen maar drukker. Op sommige plekken is het echt file rijden en dit is niet eens het drukste seizoen!. Wij rijden naar het hoogste uitkijkpunt. Op zo’n 10 min lopen van dit punt kunnen we de auto parkeren. Al we lopend op het uitzicht punt aankomen laat de lucht al wat kleur zien maar de zon komt pas echt op om 5. De lucht kleurt langzaam steeds lichter met zachte kleuren. De bromo kleurt lichtpaars en blauw en zijn grote broer de Merapi doet gewoon mee. Door het vroege tijdstip zie je de stoom van het borrelende water in de krater van de Bromo duidelijk. Grote broer Merapi laat zo af en toe wat burpsjes om te laten weten dat ie er ook nog is. Het mag duidelijk zijn: een onvergetelijk schouwspel dat het vroege opstaan laat vergeten.
Vond ik de Bromo al een avontuur. Ik wist nog niet welk avontuur me op de Ijen te wachten stond. We vertrekken voor dit avontuur al om 2 uur in de nacht. Als de wekker om 1.30 gaar is het enige dat ik nog wil me omdraaien en lekker verder slapen. Maar dan realiseer ik me dat er weer een avontuur voor ons klaar staat. Beklimming van de Ijen. Dus snel aankleden. Warme spullen mee iets te drinken en te eten in de rugzak. De verplichte gezondheidsverklaring die we eergisteren in de lokale kliniek hebben gekregen hebben we bij ons. De camera is onder handbereik en we zijn klaar om in de jeep te stappen. Adventure is ready to start! We starten beneden bij de vulkaan op het parkeerterrein met koffie uit de plantages waar we net doorheen gereden zijn. Maar dat gaan we op de terugweg als het licht is pas zien. En na alle uitleg over de route do’s en dont’s gaan we op pad. De totale route is zo’n 4,5 km waarvan de eerste km redelijk relaxed vals plat is, maar de volgende 3,5 km een flinke steile klim is. Het laatste deel is dan weer redelijk vlak met op de kraterrand nog een klein colletje. Wil je niet lopen dan kun je tegen betaling van ongeveer 500k rupees gebruik maken van de taxi. Karretjes die voortgeduwd en getrokken worden door twee mensen en die hier gekscherend Ferrari of Lamborghini genoemd worden. Ik kijk daar met verbazing naar, mensen die zich omhoog laten trekken/duwen. In mijn ogen is dat niet ok. Maar de gids vertelt dat dit ook een cultuur verschil is. In Azië is je laten vervoeren, op welke manier dan ook een manier om te laten zien dat je geld hebt. Maar voor mij is het afzien op de route omhoog echt onderdeel van het hele avontuur, hoe lastig die route ook is. De route is verdeeld in 3 zones. De groene zone die zonder gevaar van toxische gassen (zwavel) is, de oranje zone waar je als de wind verkeerd staat in het zwavelgas terechtkomt en de rode zone waarbij het verstandig is om je gasmasker op te zetten. Wanneer we aankomen bij de kraterrand is het nog relatief rustig. Het licht is zacht, maar het blauwe meer verschuilt zich nog onder de rook van het zwavelgas. We moeten hier de gasmaskers op die de gids meegenomen heeft. Wanneer we een klein stukje naar beneden lopen zien we hier ook de zwaveldragers omhoog komen met manden of zakken vol zwavel op hun nek en rug van zo’n 70-80 kg. Je ziet ook echt hoeveel moeite ze hebben om in evenwicht te blijven onder het gewicht. Zonder gasmasker. Dag in dag uit. 4 of 5 keer op de dag omlaag en omhoog. Voor een schijntje. Een kilo zwavel levert nog geen 6 cent op. Naarmate de zon wat hoger komt, verdwijnt de verspreiding van gaswolk zich steeds meer en wordt het blauwe meer zichtbaar. Het meer ziet er supermooi uit, maar is een meer dat zo ongeveer gevuld is met accuzuur van ongeveer 50 graden en een pH van ongeveer 0,5. Een val daarin ga je niet overleven. We lopen boven langs de kraterrand verder naar boven. Het kratermeer wordt steeds beter zichtbaar en ik geniet van het fantastische uitzicht waar ik me maar lastig van los kan maken. Maar we moeten ook nog naar beneden. En pas op weg naar beneden realiseren we ons hoe steil het pad eigenlijk is. Is maar goed dat we dat niet hebben kunnen zien in het donker. Het azuur blauwe meer, het geel van de zwavel, de zwaveldragers die maar moeilijk omhoogkomen zonder enige bescherming en de bijzondere omgeving maken het in combinatie met het vroege opstaan en de klim naar boven en weer terug een avontuur dat ik niet graag hadden willen missen. Het was een avontuur met een gouden randje… of was het zwavel geel?
De tempels maken het avontuur compleet. Zoals de Borobodur. Om de Borobodur op te gaan ben je verplicht om met een gids mee te gaan en krijg je speciale tempel slippers die je na afloop kunt houden als herinnering aan je bezoek hier. Goed geregeld want je krijgt ook een tasje waar je je gewone schoenen in kunt doen en een flesje water. Het is rond half negen als we met de gids op pad gaan. De temp is flink opgelopen tot een dikke dertig zonder zuchtje wind. Maar gelukkig kun je paraplu's tegen de zon huren hier. En die geven een welkome schaduw. De gids draait zijn verhaal af en dan begint de beklimming. Ik maak me al snel los van de groep. Loop de rondjes op de verschillende niveaus. Niemand is hier. Alleen maar genieten van de serene rust die er dan hangt zonder de hordes toeristen. We mogen tot niveau 9. Het onderste deel van het Nirvana. Level 10 is alleen voor de monniken hier. In combinatie met de vele stupas en buddha’s moet je dan wel tot rust komen.
De Tanah Lot tempel in Bali is ook een bijzondere plek. Omgeven door water. En een zoetwater bron die ontspringt in een van de rotsen waar deze tempel op gebouwd is. En ondanks alle mensen die hier zijn straalt de tempel en de omgeving hier sereniteit uit. Hier word je rustig, wil je niet meer haasten. Wil je alleen maar kijken en er zijn. De rust die je ziet vanaf het strand waar je naar de tempel toe kunt lopen. Of vanaf een van de uitkijkpunten waar je ziet dat aan de achterkant van de tempel de golven tegen de rotsen beuken. Yin en Yang.
En natuurlijk dit waren zeker niet alle avonturen. Wat er was veel meer. Het uitzwaai team van de Javaanse spoorwegen die ons uitgeleide deden toen we met de trein op pad gingen. Quad rijden in de omgeving van Ubud. Of de tropische regenbui op de weg terug vanaf een van de watervallen. Waar we met een bananenblad de ergste regen tegen probeerden te houden maar alsnog zeiknat werden. De rijst terrassen in Ubud, de Pura tirta empul tempel. En niet te vergeten de vriendelijke mensen en overal het lekkere eten.
Indonesie was weer een mooi avontuur!